
Het skelet van de kikker

Illustratie uit Historia Naturalis Ranarum
Nostratium
van Rösel von Rosenhof
Het skelet van een kikker is heel erg aangepast aan de springende levenswijze.
Het belangrijkste kenmerk is de unieke bouw van de bekkengordel. Ze hebben een driedelige bekkenstructuur die bestand is tegen de schokken van het springen van het dier.
Kikkers hebben een hele korte ruggengraat, het aantal wervels ligt tussen de vijf en negen. De ribben zijn volledig afwezig (hoewel sommige soorten korte ribachtige uitsteeksels hebben).
In de achterpoten zitten lange botten. Hierdoor zijn ze in staat ver te springen en snel te zwemmen. Kikkers hebben vier vingers en vijf tenen.
De schedel is heel groot, maar ook heel licht. Zowel het aantal als de grootte van de schedelbeenderen is beduidend minder dan bij andere amfibieën. De frontale en wandbeenderen zijn in één enkel been versmolten. De kop is breed en er zijn grote oogkassen. Tussen de ogen ligt een groot bot dat de voorzijde van de hersenpan beschermt.